zaterdag 8 oktober 2011

Deel drie: Schaatsende vliegen en bolle cowboys.

Volgens de visserijbepalingen van de rechthebbende van het traject rivier bij Kyllburg mogen er alleen dagvergunningen worden uitgeschreven aan vissers die in het betreffende gebied overnachten. En met de voetnoot dat er per overnachting maar één vergunning wordt uitgeschreven, wat in de praktijk dus inhoudt dat je op de dag dat je vertrekt niet meer mag vissen. Terwijl Marion op onze laatste dag na het ontbijt onze vergunningen voor vandaag in orde maakt drukt ze ons dus samenzweerderig glimlachend op het hart om in geval van controle onze derde overnachting er maar even bij te verzinnen. Een stukje creativiteit met regelgeving naar mijn hart. Befehl ist befehl! lijkt nog slechts een schim uit het verleden.

Omdat ik op de kaart een dun blauw lijntje had gezien dat vlakbij het dorp in de Kyll zou moeten stromen gaan we daar nadat we hebben uitgecheckt eens kijken. We vinden de beekloop die het lijntje beloofde, maar de belofte wordt niet waargemaakt, want de beek staat volledig droog. Hoewel je als je de met varens begroeide bedding ziet nauwelijks gelooft dat er hier uberhaupt ooit water stroomt,  doen de met gaas versterkte oevers toch echt vermoeden dat het er hier in het vroege voorjaar als het smeltwater naar beneden komt denderen een stuk gewelddadiger aan toe kan gaan. Iets om even bij stil te staan, vooral als je een Nederlander bent voor wie het overstromen van de rioolputten in je straat ongeveer het toppunt van natuurgeweld is. Omdat er aan de overkant van de weg een bospad richting Kyll toeloopt, parkeren we hier toch de auto, klimmen we in de waadpakken en tuigen we onze hengels op, om daarna het pad naar beneden te volgen. Na wat geklauter over houtwallen komen we bij een diep en bijna stilstaand gedeelte van de rivier, aan beide oevers bijna volledig overschaduwd door beukenbomen. Vanwege de steile oevers die ineens overgaan in het diepe water is het even zoeken naar een stuk waar we makkelijk te water kunnen, maar niet veel later wordt de rivier ondieper en bewaadbaarder en hier beginnen we aan onze laatste dag vissen op de Kyll.




















Vanaf de verste oever loopt er een diepere geul tot ongeveer het midden van het water, en hoewel we op de stroomnaad en tegen de oever regelmatig forellen zien stijgen, krijgen we ze niet te pakken. Niet droog, niet met nimfen, niet met streamers. Eerst verder en dan op de terugweg nog maar eens proberen, want we willen allebei vandaag nog zoveel mogelijk van de omgeving zien. Op dit soort momenten vraag ik me altijd even af waarom ik me eigenlijk in een klam waadpak en een met allerlei accessoires volgestouwd vest hijs en met een stok rondsjouw waar ik zo af en toe een beetje mee sta te zwaaien. Waarom al die moeite als het vangen van die ene vis me blijkbaar niet zó heilig is en ik dus in principe ook gewoon het pad waar ik zojuist vandaan gekomen ben af kan lopen als ik de omgeving wil verkennen? Een interessant vraagstuk, dat misschien nog wel interessanter wordt als je je bedenkt dat de zich bij wandelaars bij uitstek manifesterende menselijke zwerflust wellicht een evolutionair overblijfsel is van de voorhistorische noodzaak de kuddes wild op de voet te volgen om niet te hoeven verhongeren. Of om op zoek te gaan naar de volgende vis als de vis die voor je voeten zwemt niet bijten wil.
Het ligt voor de hand om nu de zelfingenomen en uitgekauwde conclusie te trekken dat je als vliegvisser dichter bij de natuur staat dan het gros van de mensheid en daarmee de essentie van het mens-zijn dichter benadert dan wie dan ook. Anderzijds zou je kunnen stellen dat terwijl de rest van de mensheid wél verder doorontwikkeld is en zich niet meer als gevolg van een evolutionaire stuiptrekking genoodzaakt voelt om in een riviertje te staan stoeien met een paar visjes. Laten we het voor de lieve vrede maar in het midden laten.

Omdat de forellen inmiddels wel stijgen, maar mijn vliegen weer eens als vanouds ongemoeid laten, oppert Remko eens te proberen m'n droge vlieg wat actie te geven en hem in rukjes over de oppervlakte te vissen. We waren al eerder tot de conclusie gekomen dat de forellen in de Kyll waarschijnlijk elke droge vlieg weleens voorbij hebben zien komen en wellicht ook inmiddels een gezond wantrouwen hebben ontwikkeld jegens een zichtbaar stuk nylon aan een vlieg. Op papier zou het dus in je voordeel moeten werken als je de forel niet in de gelegenheid stelt om je vlieg op zijn gemak te bekijken. En daar komt het rukken om de hoek kijken. En binnen vijf minuten is het dan ineens raak en met een noodvaart schiet er ineens een forel uit de diepte om m'n vliegje te grazen te nemen. Ha! Als je dan toch bloedserieus met twee man strategieën aan het uitdenken bent om een dier met hersenen zo groot als een doperwt te slim af te zijn kan het ook maar beter in je voordeel uitpakken. Maar met maar liefst 20 centimeter vis in m'n hand kan ik me op dit moment met een gerust hart weer even superieur voelen.


























Remko blijft zijn theorie van de bewegende vlieg ónder de waterspiegel toepassen en haakt ook al snel weer wat leuks. Forel, denkt hij aanvankelijk, maar het blijkt een kopvoorntje van een centimeter of 25. Die hadden we nog niet!









Als we verder gaan zie ik ineens iets wat ik in drie dagen nog niet eerder gezien heb; een andere visser. De beste man gaat een stukje verderop te water en begint met een wat onwennig aandoende werptechniek het water voor hem af te ranselen. Ik laat de beste man lekker z'n ding doen, ga het water uit en loop met een grote boog om zijn stek heen om die niet voor hem te verstoren. Daar lijkt hij immers prima zelf toe in staat. Als ik bij een mooi stuk rivier weer het water opzoek zie ik tot m'n grote verbazing een stuk verderop weer een visser staan zwiepen. Een bolle kerel met een cowboyhoed op z'n hoofd. Het zal allemaal wel, ik sta hier voorlopig prima. Ik zie overhangende beukentakken, ik zie wat takken en boomstronken in het water liggen; ik zie dat het goed is. Ik laat m'n sedge over het water schaatsen en er knalt direct een forel omhoog, maar de vis mist. Een paar worpen de andere kant op is het hetzelfde verhaal. Twee missers in vijf minuten, maar ik vind 't prachtig. Des te meer omdat binnen de vijf minuten de derde vis wel blijft hangen. Voor het eerst in drie dagen heb ik het idee dat ik wat de forellen betreft iets goed doe. 


Remko voegt zich inmiddels hoofdschuddend bij me. Ook hij is net de andere vissers gepasseerd. Uit flarden van hun gesprek maakte hij op dat De Ranselaar en De Bolle Cowboy Nederlanders zijn, en hoewel ze hier niet samen zijn gekomen, zijn het toch vage kennissen. De Ranselaar blijkt een beginner (joh) en De Bolle Cowboy niet te beroerd hem wat bij te spijkeren met alle vliegvisclichés uit het boekje. Remko trekt hun geleuter voor geen meter en gaat zo snel als hij kan een end verderop staan om het niet aan te hoeven horen. De ramptoerist in mij is echter retenieuwsgierig en sluipt een stukje dichterbij. In 'n smeuïg accent hoor ik De Bolle Cowboy De Ranselaar inderdaad vertellen dat zijn "...leador minstons efon lang mot sijn als sijn hengol." en hem op luide toon wat werpadvies geven. "Let op, ze gaan straks stenen omdraaien!" zeg ik als ik me breed grijnzond weer bij m'n vismaat voeg om verdor te gaan visson. Omdat ik beroerdste niet ben laat ik hem verder weten dat zijn suggestie om met een schaatsende vlieg te vissen een gouden tip bleek. Remko krijgt graag bevestiging als het op vliegvissen aankomt. Ik neem derhalve aan dat hij even extra zwelgt in narcisme als ik vervolgens voor zijn neus met een over het wateroppervlak geschaatste dikke hertenharen sedge weer een forel onder de beuken vandaan trek. Ook ik zwelg even, vandaag lijkt het allemaal gewoon een keer te lukken.


Als we verder gaan zien we dat we op het stuk aangekomen zijn waar we maandag zijn geëindigd en we besluiten om terug te gaan naar het stuk waar we eerder zoveel activiteit zagen.


Terwijl ik een school in de oppervlakte azende alvers sta te pesten, zie ik als ik me omdraai om m'n vlieg uit een springbalsemien te peuteren een paar meter stroomopwaarts een forel in de stroming staan. Omdat ik achter de vis sta en de zon ook zo staat dat mijn schaduw en die van mijn lijn niet over de vis vallen kan ik de forel rustig aanwerpen zonder hem te verjagen. Ik laat verschillende nimfen langs de vis driften, die af en toe eens kijkt of een halfslachtige beweging richting nimf maakt, maar de vlieg niet neemt. Ik wissel nog eens van nimf, haak bij m'n volgende worp een springbalsemien achter me en ga genadeloos voorover op m'n plaat als ik naar de oever waad om de vlieg los te maken. Op de valreep toch nog een nat pak. En de forel is na mijn geplons uiteraard in geen velden of wegen meer te bekennen. Ook Remko is lekker bezig, want nadat hij eerst twee forelletjes vangt op een vlot binnengestripte natte vlieg vangt hij in korte tijd ook verrassend veel boom. Terwijl ik in het zonnetje op zit te drogen zie ik hem onder begeleiding van steeds harder gemopper aan de takken sjorren. Ik laat hem maar z'n gang gaan en ga m'n heil een stuk verderop zoeken. Het is belangrijk om een visser die het even moeilijk heeft met zichzelf niet extra op de vingers te kijken. Terwijl ik tot over m'n middel doorwaad tot aan het diepere stuk waar we vanmorgen besloten niet vanaf de kant het water in te gaan hoor ik uit Remko's richting nog steeds met regelmaat het nodige vocale geweld aanzwellen. Tegen de tijd dat ik niet veel later in korte tijd drie forellen haak (op snel door het diepe water binnengestripte nimfen) ben ik inmiddels een beetje bang dat hij in een full-on vuistgevecht met De Bolle Cowboy en De Ranselaar verzeild is geraakt, zoveel gevloek en gescheld komt er tussen de bomen vandaan. Het vormt een schril contrast met wat ik op dat moment aan het doen ben. Met lange worpen voor me uit sta ik in alle rust vis aan te werpen en die vis werkt nog mee ook. Ja dames en heren, ik sta te vissen.













Remko is het inmiddels beu en komt met veel misbaar het water uit; "Het is half vijf geweest, ik káp ermee." Ik maak nog een paar worpen voordat ik beduidend beter geluimd het water uit kom klossen en we teruglopen naar de auto. "Hey Remko, had ik al gezegd dat ik echt lekker gevist heb vandaag?"


1 opmerking:

  1. dat zij de plaatjes Pieter.
    Maar waar blijft de snoek, ben je die vergeten!

    BeantwoordenVerwijderen